Het aanvragen van een subsidie voor je project, programma of activiteit bij een gemeente, provincie of een landelijk fonds kan lastig zijn. Vooral als je een kleine organisatie bent met weinig ervaring in fondsenwerving. Naast dat aanvragen vaak veel tijd kost, vinden organisaties het moeilijk om hun idee te vertalen naar een concrete aanvraag. Vanuit mijn onderzoekservaring naar subsidies, kan ik je de volgende tips geven om succesvolle subsidieaanvragen te doen.
Een zelfreflectie of evaluatie betekent onder andere dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je werkt. Ik heb het al vaker gehad over waarom je evalueert. Een evaluatie brengt in kaart wat de resultaten en/of effecten van je project of proces zijn. Er worden succesfactoren en verbeterpunten genoemd. Waardoor je efficiënt en effectief actie kunt ondernemen. In dit blog ga ik in op wat een zelfreflectie nu eigenlijk betekent.
Zelfreflectie betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt. Je staat stil bij hoe je werkt door naar jezelf te kijken over een bepaalde periode. Je denkt daarbij na over de keuzes die je hebt gemaakt binnen je werk. Waarom heb ik het toen zo aangepakt? En waarom ging dit goed? Of juist minder goed? Ook sta je stil bij de vaardigheden je inzet. Waar ben ik goed in en wat kan er juist beter? Je stelt jezelf daarbij ook de vraag hoe je je daarbij voelde. Werd ik er blij van of juist niet? Vond ik het spannend? Zelfreflectie is een moment om kritisch naar jezelf te kijken om jezelf te verbeteren en te ontwikkeling.
Iedereen kan aan zelfreflectie doen en reflecteren kan op verschillende manieren. Op de werkvloer wordt geëvalueerd door middel van het maken van bijvoorbeeld persoonlijke ontwikkelplannen en het voeren van functioneringsgesprekken.
Op school wordt ook gereflecteerd. Leerlingen kunnen samen met de leerkracht evalueren. Dit kan zijn door middel van gesprekken, zelfreflectieformulieren of het bijhouden van een portfolio. Ook kan de leerkracht de leerling observeren. Als je meer wilt weten over evalueren in de klas, bekijk dan ons project voor Kunstbalie. Voor de cultuurloper zijn we een volginstrument aan het ontwerpen om de culturele ontwikkeling van de leerling te volgen/evalueren. Wil je hier meer over weten? Lees dan op deze pagina meer over dit project.
Het is zowel voor de deelnemers als voor de trainer achteraf fijn om te weten of het doel van een workshop is bereikt. Voor de deelnemers is het een terugblik naar wat zij geleerd hebben tijdens de workshop. Voor de trainer is het een moment van feedback. Door te evalueren komen succesfactoren en verbeterpunten boven tafel die de inhoud van de workshop kunnen verbeteren. Ik heb al veel evaluatieformulieren langs zien komen waarvan ik me afvraag wat er precies mee wordt gedaan, terwijl deelnemers de moeite nemen om ze in te vullen. Vaak zijn ze lang en kennen veel standaardvragen en algemene rapportcijfers.
Maar, evalueren kan ook op andere manieren, om de cursus leuk en luchtig af te sluiten. Omdat je bij deze vormen van evaluatie maar enkele vragen hebt, moet je goed nadenken over wat je wilt weten. Je hebt na afloop dan wel de informatie die je nodig hebt. Praktische informatie (was er voldoende catering? waren de toiletten schoon?) kun je ook achterhalen door zelf goed te kijken.
Na afloop van de workshop krijgt iedere deelnemer een ansichtkaart waarop hij/zij zijn/haar leerpunten schrijft. Ook vult iedereen zijn/haar naam op de ansichtkaart. De trainer neemt alle kaarten weer terug in en zorgt ervoor dat de deelnemers de kaart een paar weken na de workshop naar hen toegestuurd wordt. Op deze manier krijgen de deelnemers na een tijdje een reminder over wat zij geleerd hebben én kan de trainer nagaan of de deelnemers geleerd hebben wat hij/zij tijdens de training graag mee wilde geven.
De deelnemers schrijven op een A4’tje wat ze vandaag geleerd hebben. Ze maken hiervan een prop. Als de trainer het zegt mogen ze deze door de ruimte gooien. Dan pakt elke deelnemer een prop, vouwt deze open en schrijft of ze de doelen van vandaag behaald hebben. Er worden weer ballen van gemaakt en opnieuw als de docent het zegt door de klas gegooid. Dan pakt elke deelnemer weer een sneeuwbal, vouwt deze open en schrijft een tip op voor de inhoud van de les van vandaag. Er worden weer ballen van gemaakt en deze worden op het teken van de docent opnieuw door de klas gegooid.
Dan pakt elke deelnemer weer een sneeuwbal, vouwt deze open en schrijft een tip op voor de docent. Er worden weer ballen van gemaakt en nu worden alle sneeuwballen naar de docent gegooid.
Door deze werkvorm gaan deelnemers nog even bewust nadenken wat ze nu gedaan hebben, wat ze geleerd hebben en hoe ze dit kunnen toepassen. Een ander voordeel van deze vorm van evalueren is dat het anoniem is, waardoor deelnemers de vragen op een eerlijke manier beantwoorden
De evaluatiethermometer is een werkvorm om deelnemers uit te dagen hun vooruitgang tijdens de training concreet te beschrijven. Je vraagt de deelnemers hoe competent zij zich voelen t.a.v. het onderwerp van de training. Bijvoorbeeld: Welk cijfer geef jij jezelf nu als het gaat om het voeren van functioneringsgesprekken? De cursisten zetten een streepje in de thermometer, of nemen langs de thermometer op de wand een positie in. Deze evaluatiethermometer is het meest effectief als je ook aan het begin van de training de temperatuur opneemt. Dan valt er iets te vergelijken. De kern van de werkvorm zit in het gesprek dat volgt. De trainer daagt de cursisten uit om zo concreet mogelijk te verwoorden wat er aan het einde van de training anders is dan aan het begin. Doordat het een werkvorm is waarbij de deelnemers aangeven wat zij wél geleerd hebben en niet wat ze gemist hebben, sluit je de training altijd op een positieve manier af.
Door te stemmen krijg je snel een goed beeld over hoe de workshop in het algemeen is ontvangen en of cursisten ervaren dat hun doel is bereikt. Aan de hand van een paar stellingen laat je de groep stemmen met een groene (mee eens) en rode kaart (niet mee eens). Vraag een paar cursisten hun stemming toe te lichten. Doordat deze werkvorm niet anoniem is, maar juist heel direct kan het zijn dat deelnemers wat terughoudender de vragen beantwoorden.
Meer weten? Lees één van de volgende blogs:
Stel: je hebt interviews afgenomen voor je onderzoek. Er is een hoop interessante informatie naar boven gekomen tijdens deze gesprekken. Maar hoe zorg je ervoor dat je die informatie kunt gebruiken om je onderzoeksvraag te beantwoorden?
Stap 1: verslaglegging
Maak een verslag van je interview. Het beste kun je dit doen aan de hand van een geluidsopname van het gesprek of je vraagt iemand die meteen mee typt tijdens het gesprek. Je kunt dit zo gedetailleerd doen als je wilt. Sommige onderzoekers transcriberen een gesprek (een letterlijk gesprek van alles wat wordt gezegd). Ik (laat) meestal een verslag maken waarin staat wat iemand vertelde met enkele sprekende voorbeelden die iemand noemt.
Als je zelf het gesprek uitwerkt vallen er vast al bepaalde passages op. Markeer deze alvast! Dit zal je tijd besparen tijdens het analyseren.
Stap 2: thema’s opstellen
Nadat je je interviews hebt uitgewerkt, is het tijd om te coderen. Bij coderen markeer je bepaalde onderwerpen en thema’s die jouw onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Als je op zoek gaat naar specifieke informatie, codeer je thematisch. Voordat je interviews ging afnemen, heb je vast een (vragen)lijst opgesteld met thema’s die je wilde bespreken. Deze kun je nu weer gebruiken. Stel een lijst met thema’s op. Print hem uit en houdt hem erbij tijdens het coderen.
Stap 3: coderen
Vervolgens ga je coderen. Print je interviews uit en onderstreep elke belangrijke passage. Gebruik een andere kleur voor elk verschillend thema. Soms is een thema echter niet zo eenduidig. Het kan zijn dat meerdere labels onder één thema vallen, bijvoorbeeld het thema ‘creativiteit’. Van te voren heb je opgesteld dat het thema creativiteit meerdere factoren bevat, zoals ‘nieuwsgierigheid’ en ‘experimenteren’. Dan geef je de passages die labels. Vervolgens groepeer je alle labels onder ‘creativiteit’. Het kan dat je er tijdens het coderen achter komt dat ‘vindingrijk zijn’ ook bij ‘creativiteit’ hoort. Maak dan een nieuw label aan. Dit geldt natuurlijk ook voor geheel nieuwe thema’s.
Het komt ook wel eens voor dat je er halverwege achter komt dat je bepaalde passages toch anders moet labelen. Of dat sommige labels niet nuttig zijn.
Stap 4: analyseren en rapporteren
Als het goed is, heb je je data gereduceerd tot een lijst met thema’s en labels, plus bijbehorende passages.
De themalijst kan als leidraad dienen voor je rapport. Beschrijf de thema’s die jouw onderzoeks- of deelvraag beantwoorden. Gebruik, als het kan, daarbij citaten uit de interviews om bepaalde punten te benadrukken. Zo blijft je rapport ook interessant om te lezen.
Een goed onderzoek voldoet aan een aantal criteria. Een aantal criteria hebben we al eerder besproken zoals betrouwbaarheid, onafhankelijk en objectief. Een ander belangrijk criteria is dat het onderzoek herhaalbaar moet zijn.
Het criteria herhaalbaarheid sluit erg aan op de criteria objectief en onafhankelijk. Een onderzoek is herhaalbaar als een andere onderzoeker met hetzelfde onderzoek dezelfde resultaten kan bereiken. Het onderzoek moet dus op een ander tijdstip, met andere respondenten, andere omstandigheden en door een andere onderzoeker gedaan kunnen worden. Het meetinstrument moet dus zo worden ontworpen dat iedereen er mee kan werken en dezelfde resultaten kan bereiken.
In je rapportage wordt een hoofdstuk geschreven over de onderzoeksmethodiek. Hierin wordt beschreven welke methodiek je hebt gebruikt voor het onderzoek. Je beschrijft in dit hoofdstuk ook welke stappen je hebt gezet om de data te verzamelen. Hiermee kan het onderzoek door anderen worden herhaald.
Eén van de onderzoeksmethodes die veel gebruikt wordt, is het houden van een interview. Het is belangrijk om dit goed voor te bereiden, zodat je de juiste informatie krijgt. Hieronder vind je 10 tips om goed beslagen ten ijs te komen.
Mocht je meer informatie willen over de onderzoeksmethode interview kijk dan naar een van deze blogs ‘Welke interviewmethoden zijn er en wanneer gebruik je ze?’ of ‘15 tips voor een goed interview’
Onderzoek doen kan je veel opleveren. Je verkrijgt inzichten waarmee je gefundeerde beslissingen en acties kunt ondernemen. Mits je het goed doet. Pak je het verkeerd aan, dan levert een onderzoek niet (of nauwelijks) op wat je wilt en heeft het enkel onnodig veel tijd gekost. Om je op weg te helpen, noem ik in deze blog een aantal valkuilen van onderzoek waar je voor moet waken:
Onderzoek doen omdat het moet. Je begint aan een onderzoek omdat je informatie nodig hebt waar je iets mee kunt. Bijvoorbeeld om je project te verbeteren, verantwoording af te leggen, besluitvorming te voeden of draagvlak te creëren. Denk echter elke keer weer na, over wat je met het onderzoek wilt bereiken. Doe geen onderzoek omdat het in het proces past of omdat het zo hoort, terwijl je geen informatiebehoefte hebt.
De verkeerde onderzoeksvraag stellen, waardoor je uiteindelijk niet de antwoorden krijgt waarnaar je op zoek bent. Het formuleren van de juiste onderzoeksvraag is essentieel bij het verkrijgen van de informatie die je nodig hebt. Bepaal de onderzoeksvraag aan de hand van de informatie die je nodig hebt. De onderzoeksvraag kan namelijk vaak niet meer aangepast worden gedurende het onderzoek. Als je bepaalde informatie aan het verzamelen bent, kun je gedurende de dataverzameling hier niet meer sterk van afwijken. Realiseer je dit bij het formuleren van je onderzoeksvraag.
Verkeerde onderzoeksmethode kiezen De onderzoeksmethode die je kiest is afhankelijk van het soort informatie dat je nodig hebt. Kies dus niet voor een vragenlijst als je achterliggende motivaties wilt weten. Of: kies niet voor interviews als je veel cijfers en percentages wilt hebben van een grote groep mensen.
Verdwalen in de hoeveelheid informatie. Als je alle informatie verzameld hebt, is het zaak om niet te verdwalen in de informatie en weer terug te gaan naar je onderzoeksvraag. De resultaten van een onderzoek zijn niet een verzameling feiten, maar een samenhangend antwoord op je vraag. De feiten worden dus op zo’n manier geclusterd dat verbanden inzichtelijk zijn (en dus ook geformuleerd worden) en de conclusies een logisch gevolg zijn en antwoord geven op je vraag.
Niets doen met de resultaten. Met alleen het doen van een onderzoek ben je er nog niet. De resultaten moeten geïmplementeerd worden. Hoe je dit doet is afhankelijk van het onderzoek dat je hebt gedaan. Leerpunten of actiepunten vloeien vaak logisch voort uit een onderzoek. Ga hiervoor (met collega’s) zitten om een actieplan of implementatieplan te formuleren. Maak praktische afspraken met collega’s over wat jullie gaan doen met de informatie.
Wil je meer lezen over hoe je de stappen van onderzoek doen wel op een goede manier kunt doorlopen? Lees dan deze eerder verschenen blogs:
Bij een literatuurstudie doe je onderzoek naar al beschikbare gegevens ten behoeve van een probleemstelling. Sommige zaken zijn namelijk al eerder onderzocht. Je hoeft dan niet het wiel zelf opnieuw uit te vinden. Door middel van literatuuronderzoek kun je veel informatie verzamelen. Ik geef je tien tips voor het doen van literatuuronderzoek:
Als je een representatieve mening van een bepaalde groep Nederlanders nodig hebt, bijvoorbeeld vrouwen tussen de 35 en 60 jaar maar ook ouders van kinderen op de basisschool of inwoners van Amsterdam, kun je kiezen voor een vragenlijst onder een panel.
Een panel wordt gevormd door een representatieve groep Nederlanders die aangegeven heeft dat ze regelmatig willen meedoen aan een onderzoek. Vaak worden deze panels beheerd door marktonderzoekbureaus, maar ook door andere onderzoekbureaus. Je koopt een aantal vragen en respondenten in. De panelbeheerder legt de panelleden een digitale vragenlijst voor. Meestal wordt er binnen een aantal weken een databestand opgeleverd met een weegfactor. Je kunt dan snel met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag.
Het kan interessant zijn om gedurende het jaar een aantal keer een panelonderzoek te doen. Als je vaker data verzamelt, kun je vergelijkingen gaan maken bijvoorbeeld over een verandering van houding of bekendheid met een bepaald product of dienst. Als je in dat jaar aanpassingen doet, kan je zien wat de resultaten hiervan zijn.
Tips:
Subsidiegevers (zoals de gemeente en fondsen) willen graag weten wat er met het geld gebeurd wat zij aan subsidienemers (zoals culturele organisaties) verstrekken. Wat heeft de subsidienemer bereikt, wat is de kwaliteit en wat hebben ze bijgedragen aan het gezamenlijk doel? Om dit in kaart te brengen moet een onderzoek uitgevoerd worden. Zo’n onderzoek (monitor of evaluatie) is zowel leerzaam voor de subsidiegever als de subsidienemer. Beide partijen leren over hun doelbereik en hoe ze dit kunnen vergroten.
De evaluatie of monitor kan door beide partijen gedaan worden of opdracht toe gegeven worden. Wat is een slimme keuze?
• Objectief: De subsidiegever kijkt vaak met een objectievere blik naar projecten dan de instelling zelf.
• Expertise: Subsidiegevers hebben meer middelen om expertise in te huren of hebben zelf experts in dienst.
• Medewerking: Organisaties voelen zich soms gecontroleerd bij zo’n monitor en kunnen daarom minder bereid zijn mee te werken.
• Vergelijking: Het is mogelijk om naar meer projecten en subsidienemers te kijken en zo een vergelijking te maken. Dit kan heel leerzaam zijn: wat werkt en waarom bij de ene wel en bij de andere niet?
• Inzicht in eigen project: De subsidienemer is degene die de projecten heeft ontwikkeld en is dus ook degene met de meeste inzicht in die projecten.
• Oppassen voor subjectiviteit: Omdat subsidienemers zo dicht bij hun eigen projecten staan, is het belangrijk dat het onderzoek niet te subjectief wordt.
• Zelf uitvoeren: Omdat subsidienemers het onderzoek vaak zelf doen, kan het zijn dat het minder professioneel wordt uitgevoerd dan als een derde partij het doet.
• Vergelijking: Ook hier is het mogelijk om naar andere projecten en subsidienemers te kijken en een vergelijking te maken. Zo kunnen subsidienemers van elkaar leren en erachter komen wat wel en niet werkt.