De onderzoekspopulatie bestaat uit de personen of organisaties die je in je onderzoek wilt betrekken. Omdat je meestal niet iedereen in de populatie kunt ondervragen, trek je een steekproef. In een representatieve steekproef zitten voldoende respondenten (let op uitval: niet iedereen in de steekproef zal meewerken aan je onderzoek) en hierin zitten alle deelgroepen vertegenwoordigd (mannen-vrouwen, jong-oud, ...).
Waar moet je opletten bij het trekken van een steekproef?
- Je steekproef moet groot genoeg zijn. Hiervoor moet je eerst berekenen hoeveel mensen minimaal aan je onderzoek mee moeten werken om representatief te zijn. Dit is afhankelijk van de grootte van je onderzoekspopulatie, de betrouwbaarheid die je nastreeft (bij beleidsonderzoek veelal 95%) en de foutenmarge die je wilt accepteren (bij beleidsonderzoek veelal 95%). Het berekenen van je benodigde steekproefgrootte doe je met een steekproefcalculator.
- Onderdeel hiervan is dat je bepaalt hoe groot de kans is dat mensen meewerken aan je onderzoek. Mensen op straat zullen minder snel meewerken aan je onderzoek, dan als ze affiniteit hebben met het onderwerp (bijvoorbeeld het theater dat ze regelmatig bezoeken) of de vragenlijst klassikaal wordt afgenomen. Aan de hand hiervan bepaal je hoeveel mensen je moet vragen.
- Je bepaalt of je een selecte of aselecte steekproef wilt trekken. Hierbij zijn de omstandigheden (wat is er mogelijk) van belang, maar ook of je te maken hebt met belangrijke subgroepen in je onderzoekspopulatie, waar je rekening wilt houden. In dit laatste geval kies je voor een gestratificeerde steekroef (zie hieronder bij aselecte steekproef).
Het verschil tussen een selecte en een aselecte steekproef:
Bij een aselecte steekproef heeft iedereen uit de onderzoekspopulatie een even grote kans om in de steekproef terecht te komen. Hiervoor zijn een aantal methoden mogelijk:
- Enkelvoudige aselecte steekproef: de loterijmethode, je kiest random een aantal respondenten. Dit kan handmatig of via een computer.
- Systematische steekproef met een random getal: je kiest dan random een getal en gaat met behulp van dit getal door je populatie, bijvoorbeeld respondent 20-120-220 etc.
- Deze methode kun je ook gebruiken bij het benaderen van bezoekers of mensen op straat. Je spreekt elke 5de passerende persoon.
- De cluster- of tros steekproeftrekking: de populatie wordt opgedeeld in een aantal clusters. En dan wordt er willekeurig een cluster gekozen.
- De quota steekproeftrekking: de aantallen respondenten zijn vooraf bekend per categorie (bv leeftijd), maar degene die de steekproef uitvoert kiest zelf de respondenten, tot het gewenste quota is bereikt.
Bij een selecte steekproef maakt niet iedereen kans om in de steekproef terecht te komen. De resultaten gelden enkel voor de onderzochte groep. Er zijn een aantal selecte steekproeven mogelijk:
- Gestratificeerde steekproef: je deelt de populatie in verschillende groepen. Van elke groep wordt een representatief aantal respondenten gekozen.
- De twee of meertrapssteekproeftrekking: er wordt eerst een steekproef getrokken uit een aantal hoofdcategorieën. Hierna worden uit de geselecteerde hoofdcategorieën een representatief aantal respondenten gekozen. Denk hierbij aan eerst een aantal steden kiezen en uit die steden een wijk en dan per wijk een straat. Deze methode is ook geen goede afspiegeling van de populatie.
- Een sneeuwbalsteekproeftrekking: Er wordt eerst met één persoon gesproken, er wordt gevraagd of diegene iemand kent die ook interessant is om te spreken. En zo ga je door tot de steekproef groot genoeg is. Let hierbij wel op dat je mensen met verschillende invalshoeken benaderd, anders is je steekproef niet bruikbaar. Deze gebruik je bij het afnemen van interviews.
- De gemakssteekproeftrekking: de onderzoeker benadert mensen uit eigen kring of uit de kring van collega’s tot de steekproef groot genoeg is. Deze manier van steekproef trekken is natuurlijk niet representatief, omdat de respondenten worden gekozen op onbelangrijke factoren (zou kennen).
Controle van je respons
Bij een kwantitatief onderzoek wil je tijdens en na je veldwerk je respons controleren of eventuele subgroepen evenredig vertegenwoordigd zijn. Door vooraf te kiezen voor de juiste steekproefvorm kun je grote afwijkingen voorkomen, maar de daadwerkelijke respons kan anders zijn dan je steekproef. Controleer bijvoorbeeld op de verhouding mannen en vrouwen of op verschillende leeftijdsgroepen, maar ook andere kenmerken die voor jouw onderzoekspopulatie van belang kunnen zijn. Ter vergelijking kun je gebruik maken van algemene cijfers van het CBS Voorwaarde is natuurlijk wel dat je naar deze kenmerken hebt gevraagd. Denk hier dus over na bij het opstellen van je vragenlijst.