Over inventarisatie-onderzoek is niet erg veel informatie te vinden. In deze blog beschrijven we in het kort wat inventarisatie-onderzoek nu eigenlijk is en wanneer het zinvol is om het in te zetten.

Wil je meer weten over de verschillende soorten onderzoek die in je in kunt zetten en waar je op moet letten bij de keuze van een onderzoeksmethode, lees dan de volgende blogs:

overzicht van verschillende onderzoeksmethoden
Waar let je op bij de keuze van een onderzoeksmethode?

Wat is een inventarisatie-onderzoek?

Met inventarisatie-onderzoek wordt de stand van zaken op een bepaald gebied in kaart gebracht. Het wordt vaak gezien als een soort vooronderzoek waarbij je eerst de situatie in beeld brengt voordat je start met het daadwerkelijke onderzoek. Ook wordt het ingezet om een bepaalde activiteit meer kans van slagen te geven doordat je vooraf informatie hebt verzameld. Inventarisatie-onderzoek valt onder descriptief (beschrijvend) of exploratief (verkennend) onderzoek.

Waarvoor wordt inventarisatie-onderzoek ingezet?

Voorbeelden van inventarisatie-onderzoek

In deze blog gaat het over het verzamelen van data door middel van het uitzetten van een enquête.

Wil je meer weten over waar je allemaal aan moet denken bij een enquête, lees de volgende blogs:

In deze blog neem ik je mee in het proces van het organiseren van het data verzamelen met enquêtes. Het uitgangspunt is dat je reeds een enquête hebt, die je wilt gaan uitzetten onder je doelgroep. Het gaat hierbij om een kwantitatieve manier van data verzamelen, dus niet over bijvoorbeeld het afnemen van een (groeps)interview.

Methode van verspreiding

Eigenlijk zijn er twee methoden die je hiervoor kunt gebruiken: Schriftelijk of online. De schriftelijke methode wordt vrijwel niet meer gebruikt (duur, gebruiksonvriendelijk, arbeidsintensief), dus richten we ons op de online verspreiding. Houd hierbij wel in de gaten dat zo’n 3 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder geen toegang heeft tot internet (2019) en onder de 75 plussers ligt dit percentage een stuk hoger (23%). Bij een onderzoek onder de ouderen in onze samenleving is het raadzaam om voor een andere methode van data verzamelen te kiezen.

Online uitzetten van de enquête

Hoe zorg je ervoor dat je enquête bij de potentiële respondent komt? Heb je een lijst van mailadressen van potentiële respondenten, dan is de methode eenvoudig. Via je online enquête software kun je deze mensen een mail sturen met daarin de link naar de vragenlijst. Of je zet de link naar de vragenlijst in een mail (via bijvoorbeeld outlook) en verstuurt die naar alle mailadressen.

Het komt echter ook regelmatig voor dat je geen mailadressen hebt. Hoe ga je dan te werk? Je eigen netwerk is hiervoor essentieel. Je kunt via sociale media en/of bijv. Whatsapp je eigen netwerk inzetten om de vragenlijst te laten invullen, maar zeker ook om deze verder te verspreiden. Pas hierbij wel op: Je krijgt hierdoor wel een selectieve respons. Sowieso door het gebruik van je eigen netwerk en tevens doordat je alleen diegenen bereikt die actief zijn op de sociale media / gebruik maken van Whatsapp.

Unieke of algemene link?

Heb je geen mailadressen dan zul je altijd gebruik moeten maken van een algemene link (iedereen krijgt dezelfde link). Heb je wel de beschikking over mailadressen, dan heb je de keuze. Je kunt elk mailadres een unieke link sturen. Dit heeft als voordeel dat je de respons precies kunt volgen (wie heeft wel en wie heeft nog niet ingevuld) en je kunt een eventuele reminder alleen sturen naar diegenen die de enquête nog niet heeft ingevuld. Een nadeel is dat je respondenten niet kunt vragen de enquête door te sturen naar anderen. Een unieke link kan namelijk maar één keer worden gebruikt.

Maak je gebruik van een algemene link dan ligt het nadeel voor de hand: je kunt niet volgen wie niet en wie wel heeft gereageerd en je kunt geen gerichte reminder sturen. Een ander nadeel is dat één respondent de enquête meerdere keren kan invullen. Dat kan met name voorkomen wanneer je een beloning aan het invullen koppelt. Het voordeel van een algemene link is dat de enquête heel makkelijk verspreidt kan worden.

Tips

  1. Wanneer je tijdens het data verzamelen nog een wijziging wilt aanbrengen in je vragenlijst, download dan eerst alle data die je tot dan toe verzameld hebt. Door het aanbrengen van wijzigingen kan je oude data onbruikbaar worden.
  2. Zorg ervoor dat je vragenlijst kort is. Gebruik niet teveel tekst en probeer met name gesloten vragen te stellen (vragen met antwoord categorieën). Dit scheelt veel tijd in de verwerking van de gegevens.
  3. Bedenk bij het gebruik van mailadressen (of andere gegevens) of je die wel voor je onderzoek mag gebruiken. Je kunt te maken hebben met de AVG (Algemene verordening gegevensbescherming). Op internet is hierover veel informatie te vinden.

Als je een vragenlijst als meetinstrument gebruikt om je onderzoeksvragen te beantwoorden, is het belangrijk dat je iets kunt met de uitkomsten van de vragenlijst. De kwaliteit van de vragenlijst bepaalt de kwaliteit van de verzamelde data. Het goed formuleren van enquêtevragen is daarom belangrijk. Ik geef je een aantal tips/vuistregels die je helpen om goede vragen te formuleren: 

  1. Houd de vragen simpel. Gebruik niet te moeilijk taalgebruik en houd rekening met het publiek in je woordkeus. ‘Wat doet u het liefst in uw vrije tijd?’ is bijvoorbeeld beter dan ‘Hoe recreëert u het liefst?’.
  2. Zorg voor een eenduidige interpretatie. ‘Ik ben tevreden over de kwaliteit van de tentoonstelling’ is hierbij een voorbeeld van hoe het niet moet. Wat is kwaliteit? Het soort kunstwerken, interactieve elementen, drukte, de zaal, het licht?
  3. Formuleer de vraag zo concreet mogelijk. Verwijs naar plaats en tijd, benoem aantallen. Probeer vragen als ‘Heeft u de afgelopen tijd..’ af te bakenen naar een bepaalde periode, bijvoorbeeld ‘Heeft u het afgelopen half jaar..’.
  4. Vermijd vage worden. Probeer termen als 'vaak' en  'soms' te vermijden, ook in de antwoord categorieën. Iedereen interpreteert vaak en soms verschillend, het is daarom beter om te vragen naar een specifiek aantal keren.
  5. Vermijd dubbele vragen. Geen ‘en’ of ‘of’ in de vragen. Een vraag als ‘Wat vond u van de voorstelling en van de acteurs?’ kan niet met één antwoord worden voldaan als het publiek de voorstelling wat minder vond, maar de acteurs heel goed.
  6. Formuleer geen (dubbele) ontkenningen in de vraag. Een ontkenning in de vraag is namelijk verwarrend. ‘Ik ben niet ontevreden met wat ik gezien heb’ of ‘Een museum bezoeken, dat doe ik niet graag’ zijn hier voorbeelden van.
  7. Stel korte vragen.
  8. Wees voorzichtig met voorbeelden in de vraag en suggestieve vragen. Het gevaar bestaat namelijk dat de respondent dan alleen aan deze voorbeelden denkt. Bij een vraag als ‘Hoe vaak onderneemt u een culturele activiteit als een museumbezoek of toneelstuk’ kan dit gebeuren. De respondent denk dan dat een bezoek aan een festival of een dansvoorstelling er niet bij hoort.
  9. Zorg dat de vraag het juiste meet: De vraag moet antwoord geven op de onderzoeksvraag. Als je wilt weten of iemand geïnspireerd is geraakt door een tentoonstelling vraag je niet hoe lang hij/zij is gebleven. Mogelijk is de verblijfsduur langer of korter omdat de respondent moest blijven of juist eerder weg moest en geen keus had.
  10. De antwoordcategorieën bij de vragen moeten elkaar uitsluiten. Het moet voor de respondenten duidelijk zijn welke antwoord zij moeten aankruisen/geven.
  11. Zorg voor dezelfde richting in de antwoordvolgorde bij schaalvragen. Wanneer het ene moment gevraagd wordt om iets te beoordelen op een schaal van helemaal oneens tot helemaal eens (steeds positiever) en een aantal vragen verder op een schaal van zeer tevreden tot zeer ontevreden (steeds negatiever), dan bestaat de kans dat men dit verkeerd invult.
  12. Probeer bij schaalvragen de schaalgrootte voor iedere vraag hetzelfde te houden. Dus niet bij de ene vraag een schaal van 1 tot 5 en bij de andere vraag een schaal van 1 tot 7. Dit is ook in de analyse makkelijker.
  13. Kijk welke schaalgrootte het beste past. Een rapportcijfers van 1 tot 10 biedt veel variatie, maar is dus ook moeilijker te interpreteren (voor sommigen is een 10 goed, anderen vinden een 10 perfect en geven die daarom niet snel). Een 2 (goed/slecht) of 3 puntsschaal (goed, gemiddeld, slecht) biedt erg weinig variatie en maakt het moeilijker om een vraag te beantwoorden als het gaat om een mening (is meestal genuanceerd). Een even schaal zorgt ervoor dat een respondent moet kiezen, met een oneven schaal biedt je de mogelijkheid om veilig in het midden te gaan zitten.
  14. Bied ook de mogelijkheid beredeneerd niet te antwoorden, bijvoorbeeld door een antwoordmogelijkheid te maken met niet van toepassing of weet ik niet/geen mening.

Bij iedere onderzoeksvraag hoort een eigen manier van onderzoeken. Bij de ene onderzoeksvraag is het antwoord het beste te vinden door het doen van kwalitatief onderzoek en bij de andere vraag past kwantitatief onderzoek juist beter. Maar wat houden beide manieren van onderzoek nu precies in? En wanneer kies je voor een kwalitatieve methode en wanneer voor een kwantitatieve? Of maak je een combinatie?

Kwalitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek is gericht op het verkrijgen van informatie over wát er leeft en waaróm. Het geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motieven, meningen, gedachtes, wensen en behoeften van de onderzoeksgroep. is kwalitatief onderzoek de beste methode. Typische vragen voor kwalitatief onderzoek zijn vragen die beginnen met Waarom en Hoe.

Voorbeelden van onderzoeksvragen die door middel van kwalitatief onderzoek beantwoord worden:

De volgende methoden zijn passend voor kwalitatief onderzoek:

 Kwantitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek is gericht op hoeveelheid. Het geeft je cijfermatige resultaten over een bepaalde groep. Denk hierbij aan: 73% van de deelnemers heeft iets geleerd, gemiddeld krijgen we een rapportcijfer van 7,6 van onze bezoekers of 65% van de leerlingen is van mening veranderd. Typische vragen voor kwantitatief onderzoek zijn vragen die beginnen met hoeveel of in hoeverre.

Voorbeelden van onderzoeksvragen die door middel van kwantitatief onderzoek beantwoord worden:

Vaak wordt voor kwantitatief onderzoek gekozen om inzicht te krijgen in de gevolgen van een programma. Bijvoorbeeld als je verandering in attitude/houding aan wilt tonen naar aanleiding van een activiteit, project of programma. Of als je significante verschillen aan wilt kunnen tonen en deze wil generaliseren naar de massa. Ook voor het doen van cijfermatige uitspraken over een bepaalde doelgroep, kies je voor kwantitatief onderzoek.

Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen in een kwalitatief onderzoek moet je onderzoek onder andere representatief zijn. Hiervoor heb je een minimaal aantal deelnemers nodig binnen je doelgroep die hun mening geven. Hiervoor kun je een steekproef trekken. Wanneer deze steekproef een bepaalde omvang en kenmerken heeft (afhankelijk van de onderzoeksvraag), kunnen uitspraken gegeneraliseerd worden naar de hele doelgroep.

De volgende methoden zijn passend voor kwalitatief onderzoek:

Voor de verwerking van kwantitatieve data heb je excel of SPSS nodig, waarmee je allerlei berekeningen kunt maken.

Combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek

Kwalitatief en kwantitatief onderzoek zijn niet per definitie op zichzelf staand. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek kunnen aanvullend zijn op elkaar. Zo kun je kwalitatief onderzoek doen om te komen tot een goede vragenlijst die je breder uitzet. Ook kun je de uitkomsten van een kwalitatief onderzoek interpreteren met kwalitatief onderzoek.

Voor meer inspiratie op het gebied van mogelijke onderzoeksmethoden, kun je kijken bij mijn blog: Een overzicht van verschillende onderzoeksmethoden.

Bij diverse onderzoeken gebruiken we vragenlijsten. Hierbij maken we zowel gebruik van open als gesloten vragen. Voordat we de vragenlijst opstellen vragen we onszelf af welke informatie we willen verzamelen. Aan de hand hiervan kiezen we voor een open vraag of een gesloten vraag. Ik leg je uit wanneer een open vraag de juiste keuze is, op welk moment je beter een gesloten vraag kunt stellen en in welke situatie een combinatie van open en gesloten vragen toepasselijk is.

Open vragen

Bij het verzamelen van kwalitatieve data gebruiken we open vragen. Deze geven de respondent namelijk de gelegenheid om een uitgebreid antwoord te geven op je vraag. Hierdoor kom je erachter wat er leeft en wat de achterliggende gedachte is van het antwoord. Je gebruikt hierbij vooral “waarom-vragen” en “hoe-vragen”. Ook kun je verdiepende vragen stellen door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen en behoeften van de respondenten.

Gesloten vragen

Om kwantitatieve data te verzamelen gebruiken we gesloten vragen. Met gesloten vragen krijg je een goed inzicht in aantallen. Wil je bijvoorbeeld weten wat respondenten vinden van een bepaalde activiteit, geef ze dan de optie om een bepaald cijfer te geven. In deze gesloten vraag kan de respondent alleen kiezen tussen bepaalde antwoorden of ze moeten een cijfer invoeren. Doordat iedereen dezelfde soort antwoorden geeft, kun je deze makkelijk met elkaar vergelijken. Bereken bijvoorbeeld het gemiddelde, maar kijk ook wat er goed en minder goed scoort. Bovendien is het voor de respondent eenvoudig om in een korte tijd veel antwoorden te geven.

Semi gesloten vragen

Ook bestaan er semi gesloten vragen. Deze kun je zien als onderdeel van gesloten vragen en kunnen de respondenten gebruiken als hun antwoord er niet tussen stond. Semi gesloten vragen zijn vragen met antwoordmogelijkheden die je zelf kunt aanvullen, bijvoorbeeld ‘Anders, namelijk …'. Een semi gesloten vraag gebruik je als je lijst met antwoorden niet uitputtend is. In de analyse kijk je of je deze antwoorden kunt categoriseren.

Combinatie van open en gesloten vragen

Omdat het makkelijker is voor de respondenten, bestaat een vragenlijst voornamelijk uit gesloten vragen. Ook zijn gesloten vragen eenvoudiger voor jezelf als je een analyse moet maken. Open vragen geven je verdiepende informatie die je wellicht nodig hebt om je kwantitatieve data uit te leggen. Maar open antwoorden moet je wel allemaal los verwerken.

Toch gebruiken wij in dezelfde vragenlijst vaak een combinatie van open en gesloten vragen. We starten eerst met een gesloten vraag en om respondenten de kans te geven hun keuze toe te lichten, stellen we daarna een open vraag. Met behulp van deze antwoorden krijg je een goed beeld van je respondenten.

Wil je meer lezen over wanneer je kwalitatief onderzoek doet of juist kwantitatief onderzoek? Lees dan onze blog keuze: kwalitatief onderzoek of kwantitatief onderzoek? Of de blog kwalitatief en kwantitatief onderzoek: wat is wat?

Wanneer je interviews afneemt kun je veel te weten komen. Je verzamelt voornamelijk kwalitatieve data. (Er zijn enkele trucjes om ook kwantitatieve data te verzamelen.) Nog voordat je interview start, is het van belang dat je je interviewvragen goed gedefinieerd hebt. Want vragen stellen doe je niet voor de lol: ze moeten uiteindelijk antwoord geven op de hoofdvraag van je onderzoek. Daarom geef ik je tips hoe je je interviewvragen zo goed mogelijk vormgeeft:

  1. Zorg dat je helder geformuleerde hoofd- en deelvragen paraat hebt.
  2. Stel vragen op die aansluiten bij je hoofd- en deelvragen. Om er zeker van te zijn dat je ze allemaal kunt beantwoorden, zet je achter iedere vraag bij welke hoofd- of deelvraag de vraag aansluit.
  3. Zet de vragen op een logische volgorde waarmee je overlap voorkomt.
  4. Voorzie je interviewvragen van een introducerende tekst. Hierin staat waarom deelnemers worden geïnterviewd en hoe lang het interview duurt.
  5. Formuleer je vragen zo, zodat de geïnterviewde ze begrijpt. Je kunt dit testen door het protocol te oefenen met je collega. Zo merk je ook of je vragen in de juiste volgorde gesteld worden.
  6. Zorg dat je vragen objectief worden gesteld. Hierdoor voorkom je vooroordelen die ertoe leiden dat het onderzoek de verkeerde antwoorden geeft en blijft er ruimte om door te vragen tijdens je interview. Vooroordelen komen voor als je leidende vragen stelt zoals ‘Vind je ook niet dat’, ‘zou je…?’ of ‘Klopt het dat…?’.
  7. Zorg ervoor dat er ruimte is om verdiepende vragen te stellen. Verdiepende vragen beginnen met ‘waarom’, ‘hoe’, ‘wat’ en ‘wie’. In deze vragen vind je dé ‘goudklompjes’ die speciale inzichten voor je onderzoek opleveren.
  8. Stel een afsluitende tekst op met uitleg over wat er met de uitkomsten van het gesprek gebeurt.

Tot slot wil ik je meegeven dat het belangrijk is om objectief te blijven tijdens het interview. Je eigen mening speelt hierin geen rol. Zorg ervoor dat de geïnterviewde zijn eigen verhaal kan vertellen.

Meer tips om je interview goed voor te bereiden? Lees dan mijn blog ’10 tips om een interview voor te bereiden’ of ’15 tips voor een goed interview’.

Stel je wilt een onderzoek doen onder een doelgroep die uit wel 10.000 mensen bestaat, moet je dan alle 10.000 mensen spreken om tot de juiste resultaten te komen? Zeker niet, slechts een deel van de onderzoekspopulatie hoeft mee te doen aan jouw onderzoek om tot representatieve resultaten te komen. Ik vertel je wat representativiteit inhoudt en wanneer iets representatief is.

Representativiteit houdt de mate in waarin de respondenten uit een steekproef een goede afspiegeling vormen van de doelgroep van je onderzoek. Je onderzoek is hierdoor representatief, wat betekent dat de eindconclusie van je onderzoek kloppend is voor ‘iedereen’ in je onderzoekspopulatie.

Een steekproef

Wanneer je een onderzoekspopulatie van 10.000 mensen hebt, zal je uiteindelijk 400 mensen moeten spreken om tot de mening van de grotere groep te komen. Dit houdt niet in dat je maar 400 mensen hoeft te benaderen. Je hebt te maken met een responspercentage. Dit is het percentage mensen dat meedoet aan je onderzoek. Je responspercentage is afhankelijk van het onderwerp dat je onderzoekt, hoe gemakkelijk en leuk het is om mee te doen aan jouw onderzoek en wat mensen ervoor terug krijgen. Ik ga vaak uit van 30% omdat ik vaak naar leuke onderwerpen onderzoek mag doen en inmiddels ervaring heb met het gemakkelijk maken van meedoen aan een onderzoek en ik de opdrachtgever vraag voor een leuk cadeautje voor de mensen die meedoen met het onderzoek. Tips om je respons te verhogen

Doordat niet iedereen mee zal doen aan je onderzoek zal je dus een grotere steekproef moeten trekken. Als je 400 respondenten nodig hebt en je uitgaat van een responspercentage van 30% heb je een steekproef van 400/30%=1.333 mensen nodig trekken.

Wanneer je een onderzoek doet moet je er rekening mee houden dat hoe kleiner de onderzoekspopulatie wordt, hoe groter het aantal respondenten wordt om tot representatieve eindresultaten te komen. Soms is echter de input die respondenten geven waardevoller dan de hoeveelheid mensen die meedoen. Je hebt het dan over kwalitatief onderzoek. In sommige gevallen kan het belangrijker zijn om te focussen op de resultaten van het onderzoek dan de representativiteit. Lees hierover meer in mijn blog ‘Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: wat is wat?’.

Wil je weten hoeveel respondenten je nodig hebt voor jouw onderzoekspopulatie: ga dan naar een steekproefcalculator. Vaak geven deze ook meteen aan hoeveel mensen je moet benaderen in je steekproef.

Als je een representatieve mening van een bepaalde groep Nederlanders nodig hebt, bijvoorbeeld vrouwen tussen de 35 en 60 jaar maar ook ouders van kinderen op de basisschool of inwoners van Amsterdam, kun je kiezen voor een vragenlijst onder een panel.

Een panel wordt gevormd door een representatieve groep Nederlanders die aangegeven heeft dat ze regelmatig willen meedoen aan een onderzoek. Vaak worden deze panels beheerd door marktonderzoekbureaus, maar ook door andere onderzoekbureaus. Je koopt een aantal vragen en respondenten in. De panelbeheerder legt de panelleden een digitale vragenlijst voor. Meestal wordt er binnen een aantal weken een databestand opgeleverd met een weegfactor. Je kunt dan snel met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag.

Het kan interessant zijn om gedurende het jaar een aantal keer een panelonderzoek te doen. Als je vaker data verzamelt, kun je vergelijkingen gaan maken bijvoorbeeld over een verandering van houding of bekendheid met een bepaald product of dienst. Als je in dat jaar aanpassingen doet, kan je zien wat de resultaten hiervan zijn.

 Tips:

Het is niet altijd nodig om zelf data te verzamelen. Je kunt ook gebruik maken van bestaande bronnen. Denk hierbij aan databestanden die je kunt kopen bij bijvoorbeeld SCP of CBS, maar ook aan je eigen administratie of kassaregistratiesysteem. Je maakt gebruik van bestaande databestanden als je meer wilt weten over een bepaald onderwerp waar landelijk gegevens over worden verzameld of als je kwantitatieve data wilt over je eigen organisatie. Er wordt al veel data verzameld. Maak daar slim gebruik van.

Tips:

Kijk hier voor een overzicht van verschillende onderzoeksmethoden

English flag Click on the flag to read this article in English

De juiste keuze en opmaak voor grafieken en diagrammen zorgt ervoor dat de onderzoeksresultaten gelezen en begrepen worden. Probeer dus altijd te bedenken wat de belangrijkste boodschap is die je wilt overbrengen en of de grafiek deze boodschap ook daadwerkelijk overbrengt. Vooral bij kwantitatief onderzoek is het zaak om de juiste grafieken en opmaak te kiezen die de data goed weergeven. Ik geef een aantal tips:

Algemeen

  1. Sorteer de antwoorden op logische volgorde (bijvoorbeeld van oud naar nieuw) of aan de hand van de score (hoogste score bovenaan).
  2. Schrijf vragen en afkortingen voluit.
  3. Geef de diagram of grafiek altijd een duidelijke titel. Zo kan men in een oogopslag zien waar het over gaat.
  4. Zorg dat de percentages duidelijk leesbaar zijn.
  5. Laat onnodige onderdelen weg in je grafiek, maar zorg er wel voor dat de grafiek duidelijk leesbaar blijft. De horizontale en verticale lijnen maken het beeld bijvoorbeeld vaak rommelig, net zoals as-streepjes. Een legenda kan daarentegen wel handig zijn.
  6. Zorg ervoor dat de grafiek groot genoeg is zodat alles goed leesbaar is.
  7. Geef in de tekst een toelichting bij de grafiek. Sommige mensen zijn namelijk minder beeldend ingesteld en vinden het prettiger om de bevindingen in tekstvorm te lezen.
  8. Gebruik kleuren ter verduidelijking. Geef een negatief antwoord een rode kleur en een positief antwoord een groene kleur. Zijn er geen goede/foute antwoorden in de grafiek, dan is het leuk om de kleuren van je huisstijl te gebruiken. Gebruik een opvallende kleur voor datgene dat je wilt benadrukken.

 Wanneer welke grafiek?

  1. Kies een taartgrafiek als de respondenten maar één antwoord konden kiezen. De grafiek geeft dan een beeld van de verdeling van je onderzoeksgroep.
  2. Kies een staafdiagram (staand of liggend) als respondenten meerdere antwoorden konden geven of als je verschillen tussen twee groepen wilt laten zien.
  3. Een lijngrafiek gebruik je om te laten zien hoe iets zich in verloop van tijd heeft ontwikkeld of om een trend te laten zien.
  4. Spreidingsdiagrammen (puntenwolk) gebruik je als je relaties tussen verschillende gegevensreeksen wilt aantonen. Je toont een verband aan als je door een puntenwolk een rechte lijn kunt trekken waar de punten dichtbij liggen.
Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2024 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone